17 december 2001 was het 40 jaar geleden, dat de Paulusparochie te Amsterdam-Osdorp officieel werd opgericht. Dat was de aanleiding om bij dit jubileum een gedenkboekje samen te stellen. De heer Leo van Eijndthoven, destijds lid van de Pastoraatsgroep, heeft deze taak op zich genomen. In zijn inleiding schrijft hij:
‘In de aanloop naar het 40-jarig bestaan van “de Paulus” verschenen sinds eind juli 2001 in ons wekelijks bulletin: “De Berichten van Paulus”, onder de titel “Hoe het begon”, een reeks artikeltjes over het ontstaan van de Paulusparochie en de wederwaardigheden uit de begintijd van die gemeenschap.
Op die rubriek kwam een reeks van reacties, omdat voor veel parochianen die feiten en gebeurtenissen een terugblik op hun eigen geschiedenis was en de vraag werd gesteld om daar een echt verhaal van te maken.
Met medewerking van menig oudgediende is getracht een zo compleet mogelijk verhaal samen te stellen, maar de kroniekschrijvers zijn zich er bij voorbaat van bewust dat diegenen, die intens met de parochie hebben meegeleefd, lacunes zullen ontdekken.
Van veel activiteiten is weinig of niets vastgelegd en vaak moest worden geput uit geheugens, die – na tientallen jaren – misschien niet meer exact de juiste gegevens boven water konden halen. Wat dat betreft, vragen we dan ook uw clementie’.
Uit wat boven water is gekomen – een stukje geschiedenis – wordt duidelijk dat naast het vermelden van feiten vooral de inzet van mensen een ontzaglijk belangrijk aspect is, want daardoor kon De Paulus een gemeenschap worden, waar mensen omzien naar elkaar en anderen.
De start.
Aan het eind van de jaren 50 van de vorige eeuw werd in Amsterdam begonnen met de bouw van diverse westelijke tuinsteden en zo ook met “Osdorp”. Al spoedig daarna achtte het bisdom van Haarlem het noodzakelijk om nieuwe parochies te stichten. Aanvankelijk alleen de Lucas, maar omdat al snel bleek dat zich vrij veel katholieken bevonden onder de bewoners van de nieuwe tuinstad werd voor het zuidelijk deel van Osdorp ook een parochie in het leven geroepen.
Zoals gebruikelijk werden bouwpastoors aangesteld en voor onze parochie viel deze “eer” te beurt aan een leraar Godsdienst van het lyceum te Alkmaar, de Zeereerwaarde heer J.A.J. Adank. Medio 1961 werd hij in eerst instantie benoemd als kapelaan in de Lucas met de speciale opdracht om een school op te richten in Osdorp-Zuid. Spoedig daarna kreeg hij van Mgr. J. van Doodewaard het verzoek om er ook een kerk bij te bouwen. Met de bouw van die kerk wilde het niet zo erg vlotten, maar met de school lukte dat beter.
Al op 4 september 1961 kon de eigen parochieschool van start gaan in vier klaslokalen in de gemeentelijke prefab-school aan de Simonskerkeweg. Binnen een maand waren er 189 leerlingen.
Pastoor Adank kwam te wonen in een – inmiddels al weer gesloopte – zeskamerwoning op de Wolbrantskerkweg 106 en temidden van zijn parochianen. In zijn huis werd een kamer ingericht voor de door-de-weekse vieringen. Daardoor was het ook mogelijk om de parochie officieel op te richten. Als voorwaarde daarvoor is het namelijk noodzakelijk dat er een kerkgelegenheid is. We schrijven dan 10 december 1961. Een week later – 17 december 1961 – werd de Zeereerwaarde Heer J.A.J. Adank door Mgr. Jac. v.d. Hoogte, Deken van Amsterdam, tot pastoor van de Paulusparochie geïnstalleerd.
In de huiskamerkapel van circa 14 m² was alles klein maar aanwezig: een altaar en tabernakel, een doopvont en 2 biechtstoelen, al bevond een daarvan zich in de badcel.
In de weekenden werd gekerkt in de kantine van een bouwkeet van de Firma Rozestraten, die in eerste instantie stond op een plaats waar later de Hoekenesgracht werd gegraven, tegenover het Postkantoor Tussen Meer-Hoekenes, en die korte tijd later werd verplaatst naar de Nierkerkestraat. Vanaf mei 1962 kreeg men de beschikking over een noodkerk, die was geplaatst voor de ingang van de huidige kerk aan de Pieter Calandlaan, ongeveer waar nu een woningblokje staat.
Het aantal katholieken in de parochie was in die tijd bijzonder groot. Toen pastoor Adank werd aangesteld, waren er ongeveer 2700 parochianen; enige maanden later 4500 en toen hij zijn eerste officiële assistent kreeg – kapelaan A.J.M. Brabander in oktober 1962 – waren het er al 6000. In de noodkerk waren dan ook op zondag vier H.H.Missen met 700 kerkgangers.
Voordat kapelaan Brabander aantrad – en daarna – werd er geassisteerd door de oude rector G. Luken, die tot zijn dood in 1971 een eindje verder op de Wolbrantskerkweg woonde, en door pater Piet van Mensvoort. Pater Piet vertrok na enige tijd naar het Frederikseiland bij Nieuw Guinea. Assistent was ook meermalen pater L. v.d. Bergen van de congregatie van Marianhill.
Om tot de bouw van een definitieve kerk te komen, werden al vanaf september 1961 besprekingen gehouden tussen pastoor J. Adank en de heren ir. R.F. Bauer, architect, A.A. Hartemink, bouwkundig hoofdinspecteur van het Bisdom Haarlem; ir. J. van Leeuwen, architect en stedenbouwkundige en J. Broodbakker van het stadhuis. Helaas overleed de heer Bauer, die als architect de opdracht voor de bouw van de kerk had gekregen, in mei 1962. Zijn opdracht werd overgenomen door de heer J. van Leeuwen.
Naast de onderhandelingen over het plaatsen van de noodkerk, werd gelijkertijd uitvoerig gesproken over de bouw van de definitieve kerk en pastorie. Onderwerp van discussie met de Liturgische Commissie van het Bisdom was bijvoorbeeld het voorstel om de kerkzaal multifunctioneel te maken en om de kerkbanken in een halve cirkel om de altaartafel te plaatsen. In die tijd was het Tweede Vaticaans Concilie in volle gang en kwamen nieuwe voorschriften voor het vieren van de liturgie: de landstaal werd de kerkelijke voertaal en de priester mocht voorgaan met zijn gezicht naar de mensen gekeerd.
Er werd vooral ook veel onderhandeld met het Bouwbureau van het Bisdom en vanuit dat Bouwbureau kwam het telkens terugkerend refrein: “Op welke wijze kan bij de bouw worden bezuinigd.” Veel tips kwamen ook van het Bisdom, zoals: “Er dient advies en goedkeuring te worden gevraagd aan de klokken- en orgelraad over het geluid, tooninhoud, uitklinken, gietwerk, tempo van luiden, uitstraling, beveiliging, vorm en grootte van de torenkamer en de gehele ophanging en – met betrekking tot het roken – het verdient aanbeveling de werkkamer van de pastoor en de kapelaans van ventilatieroosters te voorzien!”
Ook allerlei andere zaken moesten in die beginperiode worden geregeld. Zo werden de grenzen van de parochie vastgesteld, een koor moest worden opgericht, er moesten kosters, misdienaars en een collectantencollege komen en het Paulusfonds werd van de grond getild. Dit fonds moest dienen voor de betaling van de inventaris van de definitieve kerk. Het geld voor de bouw van kerk en pastorie kon renteloos van het Bisdom worden geleend, maar voor de aankleding van de kerk moet een parochie zelf zorgen.
Teneinde een aantal zaken te kunnen starten, moesten natuurlijk vrijwilligers worden gevonden. Dat bleek in die beginperiode nog vrij simpel! Vanaf de eerste keren dat er in de nieuwe parochie gekerkt kon worden, waren er mensen, die zich verantwoordelijk voelden voor een goede gang van zaken en zich in een soort ad-hoc werkgroep verenigden. Aanvankelijk was dat geen klussengroep, maar een groep die de coördinatie op zich had genomen om allerlei activiteiten te organiseren die geld in het laatje brachten. Deze Werkgroep heeft naast het Kerkbestuur ontzaglijk veel betekend voor de opbouw van de gemeenschap. Uit hun midden ontstonden ook diverse officiële groeperingen.
Over een Collectantencollege kon “De Paulus” al beschikken voordat de parochie officieel was opgericht: Op 8 oktober 1961 werd na de H.Mis van 12.15 uur een korte vergadering belegd met mensen die al te hooi en te gras collecteerden en even later was het Collectantencollege een feit. Er waren al spoedig 18 leden en het bestuur werd gevormd door de heren Denkers, Krooder en Hogenes.
Ook het Zangkoor “In Nativitate Domini” (Bij de geboorte van de Heer), dat officieel op 5 januari 1962 werd opgericht, opereerde al voor 17 december 1961 en o.l.v. een enthousiaste dirigent, de heer Bob Koestal, werd het eerste Kerstfeest in de Paulusparochie met koorzang begeleid. De viering van dat Kerstfeest vond plaats in de aula van de (toen nog) Openbare Lagere School aan de Van Suchtelen van de Haarestraat. Die aula was een volkomen lege ruimte. Stoelen voor de Kerstvieringen werden geleend van de Broeders van Oudenbosch; een heel gesleep, maar het kwam in orde.
Tot zover de geschiedenis van de start van de Paulusparochie.
De voorbereiding en de bouw van de definitieve kerk.
Zoals hiervoor al werd vermeld, werden al vanaf september 1961 besprekingen gevoerd over het ontwerp van de definitieve kerk. Deze besprekingen hebben tot verdriet van pastoor Adank jarenlang geduurd. Naast veel gesprekken intern en met derden over de te bouwen kerk en pastorie, werd vooral intensief onderhandeld met het Bouwbureau van het Bisdom van Haarlem. Op 7 december 1965 bracht het Bouwbureau een advies uit betreffende het definitieve bouwplan naar het ontwerp van architect J. van Leeuwen. Dit advies stond vol met raadgevingen als: “Denk eraan, in geval van verschil van mening tussen…”, het bedingen van garanties en aanwijzingen voor het aanvragen van subsidies.
Het bericht eindigde als volgt: “Zodra volledige overeenstemming over het aanbestedingsbestek en de tekeningen is bereikt en bericht is ontvangen van het Ministerie van Volkshuisvesting om dit werk te mogen aanbesteden, zal ons advies voor aanbesteding worden uitgebracht.”
Op 25 februari 1966 vond de onderhandse aanbesteding plaats. Er waren drie inschrijvingen waarvan die van de N.V.Aanneming Maatschappij P.Bot & Zoon te Heerhugowaard de laagste was. De kerk zou voor een bedrag van f 1.105.500,– (€ 501.655,–) en de pastorie voor f 292.000,– (€ 132.500,–) worden gebouwd. In twee besprekingen met de direct betrokkenen werd besloten hier en daar nog wat te bezuinigen, maar daarbij bleek ook dat er nog wat buiten het bestek moest worden uitgevoerd. Uiteindelijk werd afgesproken dat het “Fonds voor Kerkenbouw” voorlopig f 1.418.307,– (€ 643.600,–) zou voorfinancieren. De verwachte subsidie werd beraamd op f 175.000,–. (€ 79.410,–). Omdat de voorruimte, zoals wij die nu kennen, geen genade kon vinden in de ogen van het bisdom, moest die – om toch te kunnen worden gerealiseerd – uit eigen middelen worden betaald. Het daartoe benodigde bedrag is voornamelijk bij elkaar gebracht door “De voddenrapers van St.Paulus”. Over hun activiteiten leest U verderop.
Ook de kosten van inrichting van de kerk, zoals kerkorgel, credenstafel, kruizen, kandelaars, offerblokken, edelsmeedwerken, kunstglaswerken, meubilering en stoffering van de pastorie, inclusief spreekkamers en ontmoetingsruimte alsook verlichtingsornamenten enz. enz. waren niet in bovenstaand bedrag begrepen en werden geacht te behoren tot aanschaffing uit de eigen middelen van het Kerkbestuur.
Omdat de grond waarop de kerk gebouwd ging worden niet kon worden aangekocht, hield het Kerkbestuur er rekening mee dat de jaarlijkse canon voor erfpacht – die ook uit eigen middelen moest worden betaald – voorlopig werd vastgesteld op f 12.391,– (€ 5.623,–)
Eindelijk, op 29 april 1966, kon de eerste paal worden geslagen en kon een enigszins gefrustreerde pastoor Adank wat opgelucht adem halen. Hij had nog een groot aantal bouwvergaderingen te gaan voordat – na de eerste steenlegging op 10 december 1966 – de plechtige kerkconsecratie plaatsvond op 4 november 1967 door Mgr. Th.H.J. Zwartkruis, bisschop van Haarlem.
De Volkskrant kopte: “St.Paulusparochie eindelijk onder dak, kerkgebouw Osdorp-Zuid krijgt veel functies.” De laatste opmerking sloeg op het feit, dat in de Paulus – in het Meervaartloze tijdperk – ook uitvoeringen konden worden gegeven en dat daartoe de mogelijkheid bestond om een podium op te richten. Juist het multifunctionele karakter van de kerk was de reden dat de wijding van het altaar een half uur voor de aanvang van de plechtigheid in een kleine kring plaatsvond. Iedere R.K. kerk moet volgens de kerkelijke voorschriften een niet verplaatsbaar en stenen altaar hebben. In onze Paulus bevindt dit marmeren altaar zich in de dagkapel en deze ruimte was te klein om alle mensen dit gebeuren mee te laten maken. In het houten altaar in de kerkzaal bevinden zich de relikwieën van de Martelaren van Gorkum, waarbij pastoor Adank aantekent: “De herkomst daarvan is tenminste te achterhalen. Ik kon wel een relikwie van St.Paulus krijgen, maar wie bewijst mij dat die echt is.” De band met St.Paulus bracht de bouwpastoor tot uiting door een steentje mee te brengen uit Griekenland, een stukje uit de byma, een soort preekgestoelte in Korinthe, waarvan het vrijwel zeker is dat Paulus er eens op heeft gestaan. Dat steentje is in de vloer van het priesterkoor, vlak voor de altaartafel, ingemetseld.
Na de kerkconsecratie heeft het toch nog ongeveer een half jaar geduurd voordat alles in kannen en kruiken was. Een aantal zaken betreffende de bouw moesten nog worden afgewikkeld en ook het functioneren van het gebouw maakte duidelijk dat sommige voorzieningen bijgesteld of zelfs nog aangelegd moesten worden.
De pastores.
Terugkijkend mogen we zeggen, dat de Paulus sinds de oprichting van de parochie in 1961 een redelijk groot aantal pastores heeft gekend. Om te beginnen de bouwpastoor, Josephus Antonius Adank. Deze in 1913 te Breda geboren pastoor werd in 1938 priester gewijd; was kapelaan in Bloemendaal, Boskoop, Leimuiden, Heiloo en Haarlem en werd in 1953 rector van Huize Augustinus, godsdienstleraar aan het lyceum te Alkmaar en algemeen adviseur van de R.K.Standorganisaties aldaar. Op 17 december 1961 werd hij als pastoor van de Paulus geïnstalleerd. Hij had een zwakke gezondheid en een kritische geest, stelde hoge eisen aan zichzelf en aan anderen. De bouw van de Pauluskerk heeft in alle opzichten veel van hem gevergd. Hij hechtte grote waarde aan persoonlijk contact met parochianen en realiseerde zich maar al te goed dat bouwpastoors het risico lopen wel een gebouw neer te zetten, maar geen gemeenschap te bouwen.
Op 16 september 1969 – nog geen twee jaar na het gereed komen van de kerk – trok hij zich enigszins teleurgesteld terug en werd pastoor in De Kwakel, waar hij in 1977 met emeritaat ging. Hij bleef in De Kwakel wonen en overleed op 21 oktober 1982 na een langdurige ziekte op 68-jarige leeftijd en werd begraven te Leimuiden.
Zoals al eerder vermeld, kreeg pastoor Adank in de beginperiode veel hulp van pater P. van Mensvoort, missionaris van het H.Hart van Jesus, van pater L. v.d. Bergen, van de congregatie van Mariannhill en – tot aan zijn overlijden op 80-jarige leeftijd in maart 1971 – van rector G. Luken.
Het Kerkbestuur en de pastoor bleven er intussen bij het bisdom op aandringen dat voor de zich snel uitbreidende gemeenschap kapelaans werden benoemd.
Zo kwam op 6 oktober 1962 kapelaan A.J.M. Brabander, die op 16 september 1975 werd benoemd tot kapelaan in Haarlem in de parochie van Elisabeth en Barbara, waar hij later pastoor werd. Kapelaan Brabander stond met zijn opgewekt en blijmoedig karakter dicht bij de mensen van de Paulus. Bij zijn afscheid schreef hij: “Ik heb hier ontzettend plezierig gewerkt; de laatste tijd met veel mensen en een team, waarvan men kan zeggen dat het onze specialiteit is.” In 1963 kwam kapelaan A.C. Timmer, die kort voor de inwijding van de kerk werd overgeplaatst. In 1967 kwam kapelaan J.(Jacques) G.R. Huitema, die op 10 april 1972 werd benoemd als hoofd van de Pastorale Dienst in Huize St.Jacob en in 1969 werd het team versterkt door kapelaan A.(Ton) H.J. Weijermars uit Schagen.
Laatstgenoemde – een gezien pastor met een warm en meelevend hart, dicht staand bij mensen – was zeer muzikaal en was ook voor het jongerenkoor een inspirerend en enthousiast leider. Helaas kon hij niet bogen op een goede gezondheid en hij overleed dan ook zeer jong op 3 november 1970 op 38-jarige leeftijd. Hij liet vooral bij de jongeren een grote leegte achter.
In hetzelfde jaar – 1970 – verleende kapelaan Wiemers als part-time kracht zijn medewerking aan de Paulus. Kapelaan Wiemers werkte tevens bij de reclassering, nadat hij 9 jaar in Brazilië werkzaam was geweest. Al weer spoedig verdween hij uit het beeld; begin 1972 ging hij werken voor de City-kerk.
In september 1969 kwam pastoor Wilhelmus Hendrikus Suijker het roer overnemen van pastoor Adank. Pastor Suijker, die na zijn opleiding werkzaam was geweest in Zwaag, Harenkarspel / Tuitjehorn, Velsen-Santpoort, Vondelkerk-Amsterdam en Heemskerk, mocht zich toen nog verheugen in de aanwezigheid van drie kapelaans. Vlak na zijn komst werd de pastorie optimaal bewoond. Als medewerkster bij het pastoraat kwam Zr.Christinette Sneiders en als gastvrouw Zr.Hermani Kies, beiden van de Sociëteit van Jesus, Maria en Joseph uit ’s-Hertogenbosch, in oktober 1969 het team completeren. De zusters kwamen naar Amsterdam via bemiddeling van kapelaan Weijermars.
Vanaf 1961 tot 1971 waren in de parochie uitsluitend gewijde pastores die het pastoraat uitoefenden. In augustus 1971 kwam daar een einde aan, want na een stageperiode vanaf oktober 1970 werd pastoraal werker Theo Vertelman officieel benoemd als pastor voor de Paulus.
Op 4 oktober 1975 trouwde hij met Gerda Wortel en in april 1978 verlieten zij Amsterdam; Theo werd Pastoraal werker in Purmerend en later in ’t Veld en daar werkt hij nog steeds.
Na het vertrek van kapelaan Brabander kwam op 19 september 1975 pastor Th.A.M. Scholtes, OFM.Conv., het team versterken. In oktober 1980 werd pastor Scholtes gekozen tot Provinciale Overste van de Minderbroeders Conventuelen en dat betekende, dat hij het parochiepastoraat moest verlaten. Zijn vertrek vond plaats in januari 1981.
Pastor Suijker bleef als enige priester over, maar hij mocht zich – net als zijn voorganger – helaas niet verheugen in een goede gezondheid. In oktober 1982 moest hij zijn taak noodgedwongen neerleggen. Zijn opvolger werd pastor J.G.M. Visser OFM.Conv., die sindsdien de Paulus met vaste hand op een koers houdt waarmee de Paulusgemeenschap zich uitstekend kan verenigen.
Pastor Suijker, die in de buurt bleef wonen, leefde nog jarenlang mee met het wel en wee van de parochie en af en toe assisteerde hij. Op 13 november 1991 overleed hij na een langdurig ziekbed.
Al voordat pastor Scholtes de parochie verliet, was er voor gekozen een klankbord in het leven te roepen: het pastoraal team, een groepje leken dat aanvankelijk, naast de pastor, bestond uit Frater A. Brugmans en de dames L. Holthuijsen en Chr. Akkermans.
In de loop der jaren is dat team uitgegroeid tot een groep waarvan de leden ieder een eigen verantwoordelijkheid dragen voor een deel van het pastoraat: liturgie, diaconie, catechese en gemeenschapsopbouw. In juni 1997 kregen de leden een officiële benoeming en zending van de Bisschop en werd het team omgedoopt tot Pastoraatsgroep.
De werkgroep.
Deze al eerder genoemde werkgroep, niet te verwarren met de huidige Onderhoudsgroep, werd al opgericht in 1962 door P. ten Bookum en N. Wouda en zette zich in voor tal van activiteiten om geld bijeen te brengen voor de aankleding van de kerk en om het gemeenschapsgevoel van de parochianen te versterken. Vooral ook dat laatste werd zeer door pastoor Adank gewaardeerd en aangemoedigd. Zijn stelregel was: “Een feestje verhoogt de saamhorigheid.”
Dit motto was voor de Werkgroep een steuntje in de rug om allerlei evenementen te organiseren waarbij zoveel mogelijk parochianen en niet-parochianen konden worden betrokken. We noemen wat hoogtepunten uit de jaren 60 en 70: Een aantal fancyfairs, de een nog groter van opzet dan de andere. Een optreden van Don Djiguiten Kozakken op het terrein van het huidige Caland Lyceum. Parochiefeestavonden; wijnfeesten, dansavonden, klaverjassen, bridgen en kienen. In 1969 een opname in de kerk van het radioprogramma “Boertjes van Buuten.” In 1970 een concert door het Amsterdams Opera Koor, concerten door de “College Singers of California State College at Fullerton” en door het Amsterdams Promenade Orkest. Carnavalsfeesten, optredens van groepen uit Bulgarije,Turkije en India. Sinterklaas aan huis. Diverse optredens van het Amsterdams Philharmonisch Orkest, dans en muziek uit Indonesië door Indra Kamadjojo. T.V.-opnamen van het Jeugdkoor “Ambassade” uit Geuzenveld; Thee-dansant in de voorruimte en eens in de zes weken parochiële gezinsmiddagen (met het bandje van Dolf Maste).
Het is een greep uit een enorme serie van hoogtepunten die door de Werkgroep en de uit haar midden ontstane Beheerscommissie werden georganiseerd of waaraan zij – via het Wijkcentrum – medewerking verleende. De Beheerscommissie was opgericht om de verzorging van de hapjes en de drankjes op zich te nemen. Het meeste werk werd pro Deo verricht; de baten kwamen ten gunste van de kerk.
De reden waarom veel uitvoeringen in de Pauluskerk werden gegeven, was gelegen in het feit dat in Osdorp in die tijd nog geen alternatief was voor het organiseren van culturele bijeenkomsten. Er is door de leden van de Werkgroep dan ook ongelooflijk veel gesjouwd met de onderdelen van het podium, dat telkens weer van de “zangzolder” moest worden gehaald en weer worden teruggebracht. Nadat de “Meervaart” was gebouwd, kwam een einde aan de uitvoeringen in de Pauluskerk. Momenteel vinden zo af en toe nog zanguitvoeringen plaats.
Als Paulusparochie hebben we ontzettend veel te danken aan de tientallen mensen die zich in de loop der jaren voor de Werkgroep en voor de Beheerscommissie hebben ingezet en in een aantal gevallen nog steeds inzetten. Ook hebben nogal wat leden van deze groepen zich onderscheiden door op andere terreinen het voortouw te nemen. We noemen de collectanten, de kosters, de Carnavalsvereniging “d’Osseknarren” en de huidige Onderhoudsgroep (officieel opgericht op 9 maart 1977).
De Voddenrapers.
Een andere groep waar de Paulus veel aan heeft te danken zijn de Voddenrapers. Op initiatief van kapelaan Brabander werd in 1962 een groepje samengesteld van mensen die zich bereid hadden verklaard om – met behulp van een oud Volkswagenbusje – oud papier, karton, vodden en oude metalen op te halen. Na de vieringen werden aan de (nood)kerk briefjes uitgereikt waarop men kon aangeven dat men aan de actie wilde meedoen en dan werden eenmaal in de twee weken wijkgewijs de oude spullen opgehaald.
Een aantal jaren waren de voddenrapers iedere zaterdag bezig om zo het geld voor de te bouwen voorruimte bij elkaar te krijgen. Kapelaan Brabander en vooral ook kapelaan Timmer (de laatste had veel ervaring opgedaan bij de voddenrapers van Parijs) werkten daar vaak hard aan mee.
Alle opgehaalde spullen werden opgeslagen in een garage op de Wolbrantskerkweg en als die weer “vol” was, werd alles naar diverse opkopers gebracht. Voor het samenbinden van het oude papier kon na een tijdje worden beschikt over een pers; de vodden werden in zakken geperst door kapelaan Timmer, die er door zijn ervaring tweemaal zoveel in kreeg als iedere andere voddenraper. Een leuke bijzonderheid was nog, dat papier zonder nietje meer opbracht dan papier met een nietje, zoals tijdschriften.
Als de prijs van het oud papier weer eens kelderde, kon gebruik gemaakt worden van de opslagmogelijkheid van een parochiaan die aan de Noorderakerweg woonde. Daar werd de boel dan in zijn grote schuur opgeslagen totdat de papierprijs weer wat aantrok.
Kapelaan Brabander had ook nog wat adressen achter de hand waar af en toe op grote schaal oude spullen konden worden opgehaald, zijn oude standplaatsen: Bergen, Assendelft en Zwaag. Met een grote wagen met aanhanger werden genoemde dorpen bevrijd van alles wat men maar kwijt wilde!
Nadat de kerk met voorruimte was voltooid, werd het enthousiasme wat minder, want het gestelde doel was bereikt. In mei 1970 wordt via het Weekbericht nog een hartstochtelijke poging gedaan om het instituut van de Voddenrapers opnieuw leven in te blazen, maar op 31 augustus 1970 werd definitief een punt gezet achter het werk van deze groep. Het netto resultaat van alle inspanningen mocht er zijn, zo’n f 60.000,– (€ 27.225,–)
Het mooiste is natuurlijk dat wij – dankzij de inspanningen van een betrekkelijk kleine groep – tot op de dag van vandaag kunnen profiteren van een schitterende ontmoetingsruimte!
Misschien iets minder bekend is het feit, dat het wandkleed “Paulus’ bekering” dat in de kerk hangt, door een aantal dames is vervaardigd door gebruik te maken van de opgehaalde vodden en naar een ontwerp van kapelaan Brabander. Deze kunstzinnige kapelaan ontwierp en maakte ook het kruis dat voor in de kerk hangt.
De Bestuurders.
Na de installatie van pastoor Adank werd door de bisschop al spoedig een aantal Kerkmeesters benoemd, zo heetten de leden van het kerkbestuur in die tijd.
Bekende namen zijn: J.A.J. van der Meijden, J.J.F. Broodbakker, H.F. Krijnen, J.J. van Leeuwen en M.H.J. de Rooij. Behalve de heer J. van Leeuwen, die kort na zijn aanstelling als architect van de kerk werd benoemd, bleven zij – de een wat langer dan de ander – hun taak ook na het voltooien van de kerk vervullen.
Tot 1970 kende de Paulus een bovenbedoeld kerkbestuur, dat werd bijgestaan door een Parochieraad. Dit laatste orgaan was adviserend en niet beleidsbepalend.
Om de stem van onderaf zoveel mogelijk te laten klinken, stapte men in laatstgenoemd jaar af van de Parochieraad en werd een groot Parochiebestuur bestaande uit 8 personen (buiten de pastores) in het leven geroepen. Door Mgr. Th. Zwartkruis werden toen benoemd de heren: J. v.d. Meijden, J. Broodbakker, H. Krijnen, M. de Rooij, P. de Jong en A. v. Veen en de dames H. Bunck en E. v. Meurs. Op 29 november 1970 werd dit Parochiebestuur aan de parochie voorgesteld.
Volgens de kerkelijke richtlijnen werd toen ook bepaald, dat personen met een speciale functie in de parochie voor een periode van 4 jaar werden gekozen, met de mogelijkheid aansluitend nog een termijn van 4 jaar te kunnen vervullen.
Sinds 1983 kent de Paulus een wat kleiner Parochiebestuur voor de dagelijkse gang van zaken – vooral op financieel/technisch terrein – en een Parochievergadering, die mede beleidsbepalend is niet alleen op financieel/technisch gebied, maar ook pastoraal. Om het voor iedereen mogelijk te maken zijn of haar stem te laten horen, bestaat de mogelijkheid zich voor de Parochievergadering verkiesbaar te stellen. Op die manier kunnen alle parochianen, die een positieve bijdrage willen leveren aan de instandhouding van de Paulus, zich ook daadwerkelijk inzetten. Er dienen zich vaak personen aan, die een van de vele werkgroepen vertegenwoordigen.
De Koren.
Zoals al eerder vermeld, werd het zangkoor “In Nativitate Domini” opgericht op 5 januari 1962. Er waren toen ruim 20 leden, de dirigent was de heer A.Koestal en de organist de heer W.Kern. Tijdens de oprichtingsvergadering werden meteen al over belangrijke zaken beslist. Zo werd het voorstel om alleen leden toe te laten na een stembeoordeling van tafel geveegd, er werd een repetitieavond en de contributie vastgesteld en werd een plaats voor het koor bepaald t.o.v. het altaar.
Er bleek tijdens die vergadering, dat zich ook al dames wilden opgeven als lid van het koor, maar daarvan moest worden afgezien aangezien daarvoor toestemming van de Bisschop was vereist.
In een iets latere fase blijkt het koor er grote moeite mee te hebben te moeten zingen bij een enigszins aftands harmonium. Voor de aanschaf van een orgel hebben de koorleden zich toen ingespannen door na iedere viering te collecteren met een namaak orgelpijp. Al vrij gauw leidde dat tot resultaat en op 30 oktober 1962 werd een orgel met 150 pijpen en een pedaalsysteem geplaatst in de noodkerk. De organist was inmiddels – sinds 4 mei 1962 – de heer Joop Vrijman.
Na enige tijd werd ook een aantal jongens aangetrokken voor de hogere stemmen. Nog weer wat later – juni 1963 – werd van de Bisschop toestemming verkregen om ook dames tot het koor toe te laten en zo ontstond het Gemengd Koor.
Het begeleidende instrument – een orgel – werd verschillende keren vernieuwd: Uit de archieven blijkt, dat eind september 1971 een elektronisch orgel werd aangeschaft.
In de loop der jaren “versleet” het koor meerdere organisten. De heer Weerdenburg volgde tot zijn overlijden in maart 1978 de heer Vrijman op en daarna kwamen er achtereenvolgens een Noorse, een Amsterdamse, een Italiaanse en een Russische organist. Op dit moment verzorgt Natasja Emelianova, ook Russische van geboorte, de muzikale begeleiding. Er kon ook regelmatig van “invallers” gebruik worden gemaakt: we denken aan Leo Herscheit, Joop Hermeler en Emile Begheijn.
Het orgel dat sinds de officiële ingebruikname op 17 december 1978 – de stichtingsdag van de Paulusparochie – de zang begeleidt, is een schenking van de Stichting ELJEBE te Amsterdam.
De dirigent van het eerste uur bleef het koor trouw: Bob Koestal hield het dirigeren vol totdat hij bijna letterlijk niet meer kon.Het koor was alles voor hem. In 1994 moest hij noodgedwongen zijn taak overdragen aan Joop van der Werf en op 19 mei 1995 overleed hij.
Het Gemengd Koor betekende en betekent nog steeds veel voor de begeleiding van onze vieringen. Vooral op de hoogtijdagen wordt het beste beentje voorgezet. Sommigen denken nog met bewondering aan de uitvoering van de “Missa Brevis” van Mozart compleet met solisten en een orkest bij de officiële inwijding van de kerk.
Op 1 maart 1969 werd het “Dameskoor St.Paulus” opgericht, inspirator en geestelijk adviseur was kapelaan Brabander. Er waren al meteen 25 leden met als organiste de onvolprezen Puck Herscheid. Onder leiding van Loes de Breet en later Riet van Eijndthoven – van 1987 tot 1994 afgelost door Bob Koestal – verzorgde en verzorgt dit koor de begeleiding van rouw- en trouwdiensten.
Puck Herscheid had een zeer bezielende uitstraling; haar overlijden op 16 mei 1986 was een groot verlies voor het Dameskoor. Haar rol als organiste werd achtereenvolgens overgenomen door Joop Heerooms, Frater de Kort en – inmiddels al weer enige jaren – Joop Hermeler. Nog steeds maken zo’n 20 dames deel uit van dit zeer gewaardeerde koor; de laatste jaren zingen zij voornamelijk bij rouwdiensten en bij huwelijks- en jubileumvieringen.
Ooit bestond in de Paulus natuurlijk ook een jongerenkoor. Het “Ton Weijermarskoor” werd vernoemd naar de kapelaan die, in de eerste maanden van het bestaan, veel voor dat koor heeft betekent. Begin januari 1970 stond de volgende oproep in het Parochiebulletin (pas vanaf december 1973 werd dat omgedoopt tot “Berichten van Paulus”): “Jongeren vanaf 15 jaar die belangstelling hebben om mee te werken aan een jongerenkoor in de beide kerken Lucas en Paulus kunnen zich vervoegen in de Jozefschool. We hopen op deze manier in staat te zijn een fatsoenlijk en beschaafd jongerenkoor op te bouwen; een koor dat de Lucas, de Paulus en de Pancratius ten dienste zal zijn.” Het is onduidelijk waarom de Pancratius in de eerste zin ontbrak. Het Jongerenkoor werd vervolgens op 15 januari 1970 tijdens een eerste bijeenkomst (30 meisjes, geen jongens) in de Jozefschool opgericht en het heeft, na een aarzelend begin – eind augustus van het oprichtingsjaar moest opnieuw een oproep worden gedaan – bijzonder veel leden gehad. Het trad altijd op met muzikale begeleiding van diverse instrumenten, zoals elektrische gitaar, drumstel, key-board en ook werd in bepaalde perioden gebruik gemaakt van een elektronisch orgel. Het Jongerenkoor vond zijn inspiratie in het vernieuwende elan dat tengevolge van het Vaticaans Concilie door de kerk waarde en er zijn momenten geweest, dat tot in Aalsmeer leden werden geworven. Er werd door de leden jarenlang met veel enthousiasme meegeholpen om de door hen begeleide vieringen te verzorgen. Zo zorgden zij voor teksten die de verbinding legden tussen de liederen. Er waren regelmatig optredens in diverse kerken van Osdorp en ook elders kon men af en toe het koor beluisteren. Helaas bestond er ook wel weerstand tegen het soort vieringen waarbij het Jongerenkoor de zang verzorgde, zo mocht het zelden of nooit op zondag een viering begeleiden. Door allerlei oorzaken: ontkerkelijking, verhuizingen, vermindering van de motivatie kwam er in april 1989 een door velen betreurd einde aan het bestaan van het Jongerenkoor.
Tijdens de op de gezinnen afgestemde Vieringen met Kerstmis en Pasen en ook bij de vieringen rondom de Eerste Heilige Communie, mogen we ons verheugen in het optreden van een Kinderkoor. Telkens weet Eline Duivelshof een groepje kinderen bij elkaar te brengen dat – na slechts enkele repetities – zorgt voor een aparte sfeer tijdens de vieringen.
Tenslotte kan nog worden vermeld, dat in bijzondere gevallen – als het Gemengd Koor is verhinderd of als het te zwaar wordt belast – gerekend kan worden op het Interimkoor. Dat koor, met gemiddeld 20 leden, probeert onder de leiding van een vrolijke dirigente op een eigen wijze inhoud te geven aan de zang tijdens een viering.
De Disco.
Velen zullen zich de discoavonden herinneren die in de voorruimte van de Paulus werden georganiseerd. In de topjaren waren er twee avonden waarop die disco draaide: op vrijdagavond van 20.00 tot 23.00 uur voor de jongeren tot 16 jaar en op zaterdagavond van 20.00 tot 24.00 uur voor de jongeren vanaf 16 jaar. Op vrijdagavond kwamen er gemiddeld 50 bezoekers; op de zaterdagavonden waren dat er soms wel 200.
Om de muziek te kunnen verzorgen werd vaak op zaterdagmiddag geprobeerd om bij een platenzaak in de buurt wat goedkope platen op de kop te tikken. De voorruimte werd versierd met een visnet, serpentines, ballonnen en flessen met kaarsen, totdat de brandweer een keer op bezoek kwam en alle versiering moest worden verwijderd.
De organisatoren waren de hele vrijdagmiddag en een groot deel van de zaterdag bezig met het opbouwen van de zaal en zaterdagnacht moest alles weer worden afgebroken, opgeruimd en gekuist. De Beheerscommissie kwam het een en ander op zondagmorgen controleren.
De medewerkers zorgden ook voor wat hapjes en drankjes; er waren altijd volwassenen aanwezig om te voorkomen dat er iets uit de hand liep. Na afloop van het opruimingswerk werd er nog wel eens een patatje gehaald en een glaasje fris gedronken en soms werd het zo laat, dat kapelaan Brabander in zijn pyjama en heel boos kwam zeggen dat heel snel het pand verlaten moest worden.
Helaas liep het “buitengebeuren” na afloop van de disco op een gegeven moment zo uit de hand, dat met dit initiatief moest worden gestopt.
Het Jongerenkollektief / Het J.P.O.
Vanuit door Theo Vertelman georganiseerde activiteiten rond een Vredesweek ontstond ooit een nieuwe werkgroep: het J.P.O. (Jeugdparlement Osdorp), later werd de naam veranderd in Jongerenkollektief.
Theo bracht jongeren bij elkaar die op hun beurt allerlei nieuwe werkgroepjes in het leven riepen, zoals crèche, soos, oppascentrale, wereldwinkel, lekenviering en alternatieve jongerendiensten op zaterdagavond.
Er was een klein budget om ideeën van de grond te krijgen; er werden weekenden georganiseerd om alle werkgroepen te presenteren; er werden activiteiten gepland voor de vredesweek; er is een verkoop gehouden van Indiase kleding; de leden van het Jongerenkoor gingen op bezinningsweekend in Egmond; er waren contacten met het Cultureel Centrum en men bezocht de schilder Karel Gomes die beelden en schilderijen in de kerk heeft tentoongesteld.
Eind jaren 70 kwam men terug op de afkorting J.P.O., hetgeen toen stond voor: Jongeren Pastoraat Osdorp. Pim Lacor, pastoraal werker, heeft daar enige tijd leiding aan gegeven.
Het is maar een greep uit alles wat werd ondernomen, maar – terugziend – moeten we zeggen dat er in die tijd – eind jaren 60, begin jaren 70 – heel wat jeugd enthousiast was te maken voor werkzaamheden die verband hielden met gemeenschapszin.
Een aantal activiteiten zijn door gebrek aan medewerkers of belangstelling een stille dood gestorven, maar de Wereldwinkel (gestart tijdens de Kerst van 1972) bestaat nog tot op de dag van vandaag.
De werkgroepen en de vrijwilligers.
Heel wat kan worden geschreven over de vele (werk)groepen die de Paulus telt en het grote aantal vrijwilligers dat daaraan meewerkt. Omdat niet alles beschreven kan worden een greep uit die groepen.
We staan er zelden of nooit bij stil wat er allemaal voor komt kijken om vieringen – en dan vooral de wat bijzondere – tot stand te brengen. De Liturgische Beleidsgroep helpt de pastor om het thema van de viering te bepalen en zoekt mee naar lezingen en liederen. De Misdienaars en medewerkers van de Lectorengroep assisteren tijdens de viering. De al eerder besproken Koren zorgen voor de muzikale begeleiding. De Bloemschiksters doen hun best om de fraaiste boeketten te maken uit de hun ter beschikking gestelde bloemen. De Kosters zorgen ervoor dat aan alle voorwaarden voor een goed verloop is voldaan. De Collectanten zetten zich in, opdat onze gaven op tijd voor de offerande worden aangeboden. De Stencilgroep zorgt elke week voor een keurige liturgie en voor het nieuws van de afgelopen week en het programma voor de komende week. Dankbaar maken we daarbij nog vaak gebruik van de tekeningen van Frater Antoon Brugmans.
De Kerkschoonmaakdienst zet zich er regelmatig voor in dat onze fraaie kerk er ook van binnen voortreffelijk uitziet. De Koperpoetsploeg doet hetzelfde voor alles wat maar enigszins kan glimmen en een heel klein groepje zorgt voor het wassen en strijken van het altaarlinnen. De Onderhoudsgroep zorgt dat technisch alles in goede staat is en – als dat nodig is – dat alle versieringen worden aangebracht.
Vaak zorgt de Koffiezetgroep voor een lekker kopje koffie (of thee) als we na een viering nog even gezellig napraten in de voorruimte en soms wordt voor de kinderen, die in de kerk zijn, een Kinderwoorddienst gehouden tijdens de woorddienst. Elke maand staat de Wereldwinkel een keer paraat om ons producten uit Derde Wereldlanden aan te bieden.
Er bestaat een Gezinsmisgroep, die zich inzet voor vieringen met Kerstmis en Pasen. De bloeitijd van die groep lag in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw, toen de parochie nog werd bevolkt door veel gezinnen met opgroeiende kinderen. Onder de bezielende leiding van Theo Vertelman zijn toen heel wat vieringen voorbereid waaraan groepen kinderen hun medewerking verleenden. Er was zelfs een orkestje van kinderen die een instrument konden bespelen.
Tot zover de opsomming van de groepen, die op een of andere wijze betrokken zijn (of waren) bij een goed verloop van een viering.
Voor de activiteiten, die zich niet direct iets met de vieringen hebben te maken, beschikken we nog over de (Interparochiële) Groep Missie en Ontwikkeling, die zich o.a. inzet voor de Vastenactie (waarvoor samen met de andere parochies van Osdorp/Sloten inmiddels honderdduizenden zijn binnengehaald) en de actie Solidaridad; de Bezoekers- en de Felicitatiegroep en de Parochiële Caritas Instelling met de Raad van Advies.
Voor de berichtgeving uit alle geledingen van de Paulus kunnen we beschikken over de onvolprezen Pauluskrant, die zo’n zes keer per jaar thuis wordt bezorgd.
Vanaf het begin van de jaren 80 kennen we ook het zogenaamde Kinderpastoraat, waarin catechese wordt gegeven aan de kinderen van de Basisschool.
De Zonnewende besteedt veel aandacht aan zieken thuis of in het ziekenhuis en organiseert jaarlijks ontspanningsmiddagen, bingoavonden en dagreisjes.
De Interparochiële Vereniging Osdorp-Sloten (I.P.V.), die vanaf 1992 aan een nauwere samenwerking tussen de drie parochies van Lucas, Pancratius en Paulus werkte, is helaas slapende.
Een indrukwekkende lijst van groepen en groepjes en waaraan – buiten de al eerder genoemde groepen – veel vrijwilligers meewerken. Al deze groepen – de ene wat langduriger dan de andere – en hun medewerkers hebben de Paulus gemaakt tot wat zij nu is: een nog steeds vitale gemeenschap, die je inspireert.
Hoe verder.
In het voorgaande is geprobeerd iets van de historie van de Paulus op een rijtje te zetten en ook een beeld te schetsen van de huidige situatie. Er heerst dan ook vooral vreugde en dankbaarheid over alles wat er is geweest en nog is. Niemand zal echter zijn ontgaan, dat er vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de vraag: “Hoe gaan we verder?”
Zoals U hebt gelezen, is sinds de oprichting van de parochie veel gegroeid en veranderd: van een kerk waar op zondag vaak 5 vieringen waren, waar ooit 2500 kerkgangers de vieringen meevierden en waar een pastoor met drie kapelaans werkte, zijn we teruggeworpen op twee vieringen in het weekend met circa 250 bezoekers.
Een groot pluspunt is, dat van degenen die de kerk bezoeken, meer dan de helft als vrijwilliger aan een of meerdere werkgroepen meewerkt. Vooral ook de omstandigheid dat veel mensen zich willen inzetten om de vieringen te helpen voorbereiden of zelfs daarin voorgaan, stemt tot voldoening.
Het feit dat veel van die vrijwilligers de pensioengerechtigde leeftijd inmiddels zijn gepasseerd, kan negatief worden uitgelegd. Aan de andere kant is het natuurlijk ook zo, dat zij veel tijd kunnen stoppen in het werk dat tot het einde der tijden zal voortgaan.
Deze terugblik geeft aan, dat we samen een parochiegemeenschap hebben opgebouwd, waarbij we zeker niet onvermeld mogen laten dat we mede door geweldige financiële bijdragen deze taak hebben kunnen waarmaken. Ook voor de toekomst hopen we op die bijdragen.
Hoe die toekomst er gaat uitzien, weet geen mens. Dat we op dit moment nog steeds een gemeenschap vormen waar alle betrokkenen zich thuis kunnen voelen, vervult ons met intense dankbaarheid.